Sensorische Integratie

Sensorische integratie betekend het opnemen en selecteren van alle informatie die je met je zintuigen waarneemt en het adequaat reageren op deze informatie.
Bij problemen op het gebied van sensorische integratie wordt informatie die via de zintuigen in de hersenen binnenkomt minder goed geregistreerd of anders verwerkt. De informatie kan te sterk of te zwak worden geregistreerd, waardoor de reactie op de omgeving anders kan zijn. Tevens kan dit de ontwikkeling belemmeren, doordat bijvoorbeeld een te sterke prikkelregistratie kan leiden tot het vermijden van het prikkel. Er kunnen gedragsproblemen optreden, zoals afwerend-, agressief- of vluchtgedrag. Een te zwakke prikkelregistratie kan daarentegen leiden tot lage alertheid, waardoor prikkels veelvuldig worden opgezocht.
Zintuigen
Alertheid
Het is belangrijk dat het kind een goede staat van alertheid heeft bij activiteiten, omdat de juiste staat van alertheid zorgt voor de beste reacties tijdens activiteiten. Een kind kan dan beter onthouden wat er met hem/haar gebeurd en er is ook een betere balans tussen kunnen en aankunnen. Een goede staat van alertheid betekend niet over-alert (zeer prikkelbaar) en niet onder-alert (sloom/suf).
Sensorische integratietherapie (SI)
Een SI-therapeut kan het kind observeren, onderzoeken en indien nodig behandelen op alle zintuigsystemen.
Na de observatiefase wordt een plan van aanpak gemaakt worden over hoe het kind op een prettige manier, in de juiste staat van alertheid, langzamerhand gewend kan raken aan prikkels.
Dit maakt dat het kind beter zal gaan reageren op zijn/haar omgeving.
Er kan een "zintuiglijk dieet" worden afgesproken, waarin staat hoeveel prikkels het kind aan kan gedurende de dag of op welke momenten het kind juist spelenderwijs geprikkeld moet worden.
Daarnaast kijken we of de omgeving van het kind aangepast kan worden, zodat het kind zich prettiger en meer op zijn gemak gaat voelen, waardoor hij/zij zich ook beter kan ontwikkelen.
De volgende principes worden toegepast:
Als er een te sterke prikkelregistratie is, dan kan het helpen om gebruik te maken van onderstaande prikkels:
Wanneer er behoefte is aan een toename in prikkels, kan er gebruik worden gemaakt van onderstaande prikkels:
Bij problemen op het gebied van sensorische integratie wordt informatie die via de zintuigen in de hersenen binnenkomt minder goed geregistreerd of anders verwerkt. De informatie kan te sterk of te zwak worden geregistreerd, waardoor de reactie op de omgeving anders kan zijn. Tevens kan dit de ontwikkeling belemmeren, doordat bijvoorbeeld een te sterke prikkelregistratie kan leiden tot het vermijden van het prikkel. Er kunnen gedragsproblemen optreden, zoals afwerend-, agressief- of vluchtgedrag. Een te zwakke prikkelregistratie kan daarentegen leiden tot lage alertheid, waardoor prikkels veelvuldig worden opgezocht.
Zintuigen
- Tactiel: De tastzintuigen, de huid, het haar en/of gevoelige of juist ongevoelige delen van het lichaam.
- Vestibulair: Het evenwicht, de zintuigen die bewegingen registreren van het hoofd en lichaam.
- Proprioceptief: Zintuigen in spieren en gewrichten, het voelen van de stand van het lichaam of lichaamsdelen.
- Visueel: Alles wat je ziet, opneemt met de ogen en bewerkt met de hersenen.
- Auditief: Alles wat je hoort, zoals de geluiden in de omgeving. Deze kunnen varieren in hard, zacht, monotoon of ritmisch.
- Reuk: Alles wat je ruikt, zoals geuren in de omgeving, de mensen om je heen, zoet, (on)aangenaam, zuur of fris.
- Smaak: Alles wat je proeft, zoals mild, scherp, zoet, zout, bitter en alle andere nuances.
Alertheid
Het is belangrijk dat het kind een goede staat van alertheid heeft bij activiteiten, omdat de juiste staat van alertheid zorgt voor de beste reacties tijdens activiteiten. Een kind kan dan beter onthouden wat er met hem/haar gebeurd en er is ook een betere balans tussen kunnen en aankunnen. Een goede staat van alertheid betekend niet over-alert (zeer prikkelbaar) en niet onder-alert (sloom/suf).
Sensorische integratietherapie (SI)
Een SI-therapeut kan het kind observeren, onderzoeken en indien nodig behandelen op alle zintuigsystemen.
Na de observatiefase wordt een plan van aanpak gemaakt worden over hoe het kind op een prettige manier, in de juiste staat van alertheid, langzamerhand gewend kan raken aan prikkels.
Dit maakt dat het kind beter zal gaan reageren op zijn/haar omgeving.
Er kan een "zintuiglijk dieet" worden afgesproken, waarin staat hoeveel prikkels het kind aan kan gedurende de dag of op welke momenten het kind juist spelenderwijs geprikkeld moet worden.
Daarnaast kijken we of de omgeving van het kind aangepast kan worden, zodat het kind zich prettiger en meer op zijn gemak gaat voelen, waardoor hij/zij zich ook beter kan ontwikkelen.
De volgende principes worden toegepast:
- Intensiteit: Hoe hard doe ik iets?
- Duur: Hoe lang duurt iets?
- Frequentie: Hoe vaak achter elkaar?
- Ritme: Hoe snel, hoe langzaam of hoe a-ritmisch doe ik iets?
Als er een te sterke prikkelregistratie is, dan kan het helpen om gebruik te maken van onderstaande prikkels:
- Verwachte prikkel, door de cliënt zelf laten doen
- Bekende prikkel
- Langzame prikkel
- Continue prikkel
- Ritmische prikkel
- Statische prikkel, stilte
- Zachte prikkel (behalve bij tast!)
- Langdurige prikkel
Wanneer er behoefte is aan een toename in prikkels, kan er gebruik worden gemaakt van onderstaande prikkels:
- Onverwachte prikkel, door iemand anders gedaan
- Snelle prikkel
- Afwisselende prikkel
- Onregelmatige prikkel
- Bewegingsprikkel
- Nieuwe prikkel
- Harde prikkel
- Kortdurende prikkel